In vier bijeenkomsten bijgepraat worden over de manier waarop wij elkaar vertellen over dingen en gebeurtenissen waar we zelf niet bij aanwezig zijn. We gebruiken daarvoor representaties en daarmee doelen we op beschrijvingen, afbeeldingen en tegenwoordig ook filmpjes. Hoe werken de verschillende typen representaties en aan welke waarden en criteria voldoen ze?
Journalistieke representaties hebben als doel de waarheid over de werkelijkheid over te brengen en ze worden daarbij gecontroleerd (door principes, redacties en collega's) -- dat geldt in mindere mate voor de dingen die we op internet bekijken en die vaak minder om waarheid dan om expressie (van gevoel) draaien. Hoezo concurreren die met elkaar? Hoe komt het dat wat we op internet vinden vaak meer invloed op ons heeft dan wat we in de kranten lezen?
Dr. Rob van Gerwen is senior docent en onderzoeker aan departement Wijsbegeerte (faculteit Geesteswetenschappen) van Universiteit Utrecht. Hij doceerde ook aan de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en de Hogeschool der Kunsten te Utrecht. Doceert aan de HOVO's van Nijmegen, Utrecht en Brabant, en aan kunstinstellingen in Den Bosch, Breda, Helmond en Eindhoven. Hij is directeur/eigenaar van Consilium Philosophicum.
Hij publiceerde 175 artikelen en negen boeken, over onderwerpen uit de filosofie van de kunst. Hieronder een met cum laude beoordeeld proefschrift, Art and Experience (1996); verder een boek over Richard Wollheims benadering van schilderkunst, bij Cambridge University Press (2001), en, bij het Centraal Museum in Utrecht, Kleine overpeinzingen. Over kunst kijken in het museum (2003). In 2016 verscheen bij uitgeverij Klement, zijn Moderne filosofen over kunst (tweede druk, 2017).
Eind 2018 verscheen, ook bij uitgeverij Klement, Zullen we contact houden. Hoe we de geest uit ons wereldbeeld verwijderen, over de tegenwerking van de subjectieve geest en onze verantwoordelijkheid door digitale technologie en het objectivisme van de moderne gemechaniseerde wetenschappen — onze eigen (objectieve) geest is daarvoor verantwoordelijk.
Hij schrijft momenteel voor uitgeverij Lontano een boek waarin hij voorstelt om de ethiek op de esthetische aspecten van menselijke interactie te funderen. In de achtergrond rondt hij ook een boek af over Kunst als een morele praktijk, en werkt hij nog altijd aan de esthetica van menselijke schoonheid, gelaatsexpressie en cosmetische chirurgie.
Via zijn websites vindt u onderwijsbeschrijvingen, artikelen, voordrachten en een weblog. Meer...
Chassé-Theater: http://www.chasse.nl/
De bijeenkomsten vinden plaats op donderdagen van 19.30-21.30 uur. Zie weekschema hieronder.
Handouts komen beschikbaar na afloop van ieder college. Vraag docent om inloggegevens.
Aristoteles onderscheidt in zijn Retorica drie technische hulpmiddelen bij redevoeringen: logos (logica, waarheid, beschrijving van de feiten), ethos (de betrouwbaarheid van de spreker) en pathos (de manier waarop het publiek gemotiveerd en geraakt wordt). De redenaar moet hiertussen de juiste balans vinden. Hij moet dus ook op zijn stijl van spreken letten -- die moet niet te wollig of frivool zijn maar precies zo serieus als het onderwerp vereist. En om het publiek tot zijn positie te verleiden wil een grap of voorbeeldige anekdote (exemplum) ook wel eens helpen.
Tegenwoordig maken we meer en meer aandacht gebruik van afbeeldingen om mensen te overtuigen: visuele argumentatie. Advertenties doen dat al langer. Die proberen ons veelal met beeld te overtuigen om iets te doen, iets aan te schaffen. Dat is geen overtuigen (van een opvatting), maar overreden (om iets te doen). Adverteren en veel nepnieuws op internet, en de sociale media in het algemeen gedragen zich als vormen van propaganda.
Humor is volgens Aristoteles een hulpmiddel in het veroveren van het publiek. Een goede grap en iedereen is op je hand. Maar door een foute grap kun je even gemakkelijk iedere welwillendheid bij je publiek verspelen. Humor is dus ook zelf een retorisch middel. En ze werkt zelf ook retorisch: je brengt iemand ertoe iets te verwachten wat op het eind niet blijkt te kloppen. Waarom moeten we dan lachen?
Kunst moet mensen tegenwoordig overtuigen om het goede te doen. Maar ze werkt toch juist niet zoals journalistiek? Waar het in journalistiek om de waarheid over de werkelijkheid gaat, richten kunstwerken zich op subjectieve eigenschappen van dingen en gebeurtenissen en proberen ze hun publiek emotioneel en cognitief op hun onderwerpen te betrekken, zonder hen tot nieuw gedrag te verleiden. Kunst is niet alleen geen journalistiek, ze is evenmin een soort propaganda. Ze wil ons niet overtuigen, laat staan overreden om iets te doen. Toch wordt er tegenwoordig van kunstenaars verwacht dat ze politiek correcte onderwerpen kiezen.